Een leuke plek; een tuin die een geslaagde mix is van een boomkwekerslabo, botanische tuin, antieke binnenkoer, mini-natuurgebied, boerenerf en meditatieruimte. Een tuin die nooit af is, altijd groeit of krimpt, waar niks noodzakelijk moet of hoort te zijn.
De motten hadden er ook zin in, hoewel grote boscomplexen of ruige wilde natuur toch wel wat verder weg liggen. Bijna 100 gedetermineerde soorten. Buiten de gedetermineerde soorten zijn er steeds enkele die niet gedetermineerd geraken, of te snel wegvliegen uit de val. Zeldzame soorten vannacht waren gepluimde snuituil en zwarte-w-vlinder. Speciaal voor Darwinkenner Braeckman was ook de peper- en zoutvlinder van de partij. Deze spanner kwam vroeger bijna steeds in witte vorm voor, waar hij niet opviel tegen een achtergrond van berkenstammen. Met de industriële revolutie veranderde dat; door de vele roetuitstoot in steden kreeg de zeldzamere zwarte vorm meer overlevingskansen. De vlinder werd een veelgebruikt voorbeeld van natuurlijke selectie.
Detail; bij die andere Darwinkenner, Dirk Draulans, ving ik de peper- en zoutvlinder niét. Maar Draulans had dan weer de zeer zeldzame witroze stipspanner; een soort die haar zoute areaal weet uitgebreid door havenwerken en bijhorende natuurcompensaties. En zich eigenlijk dus ook een beetje aanpast.